Nummer 6: 1 mei tot en met 30 juni 2015
Nummer 27: 1 januari 2019 tot en met 28 februari 2019
Nieuwsbrief Fiscale Advocatuur | maart 2019
Tax in the City
Vier maal per jaar verzorgen wij in ons monumentale tuinhuis aan de Keizersgracht praktijkgerichte seminars over actualiteiten in de fiscale advocatuur. De lente-editie van 23 mei 2019 staat alweer voor de deur.
In deze lente-editie bespreken wij de aansprakelijkheid van de belastingadviseur. Steeds vaker wordt de belastingadviseur langs civiele weg met claims geconfronteerd. Hierbij gaat het niet alleen om ontevreden cliënten die schadevergoeding vorderen vanwege wanprestatie. Ook de Belastingdienst maakt in voorkomend geval gebruik van zijn civiele bevoegdheden om niet-betaalde belastingschulden op derden te verhalen. Daarnaast komt de belastingadviseur steeds vaker in het vizier van toezichthouders. Deze ontwikkelingen roepen een aantal vragen op. Want zijn het alleen de rotte appels die eruit worden gepikt of moet ook de bonafide belastingadviseur zich zorgen maken? In welke gevallen kan de belastingadviseur aansprakelijk worden gesteld? En hoe kan de belastingadviseur zich hiertegen wapenen? In dit seminar krijgt u antwoord op deze vragen. De nadruk ligt hierbij op het geven van concrete handvatten ter voorkoming van ‘ongelukken’. De onderwerpen zullen aan de hand van diverse praktijkvoorbeelden worden toegelicht. Overigens voldoet de cursus aan het PE-reglement van de NOB en RB. Na afloop ontvangt u een bewijs van deelname. Aan de cursus zijn geen kosten verbonden. Aanmelden kan via deze link.
Wetgeving en beleid
Hoge Raad bevoegd prejudiciële vragen aan het EHRM te stellen.
Hiertoe heeft Nederland protocol nr. 16 bij het EVRM ondertekend. Doordat de Hoge Raad aan het EHRM advies kan vragen over de uitleg van grondrechten kan sneller duidelijkheid worden verkregen over de uitwerking van het EVRM in fiscale geschillen.
Volgens A-G IJzerman zijn er geen beperkingen gesteld aan de gevolgen die de bestuursrechter kan verbinden indien de inspecteur niet alle op de zaak betrekking hebbende stukken in het geding brengt.
Op grond van artikel 8:31 Awb kan de bestuursrechter voorbij gaan aan het verzuim, de beschikking vernietigen, uitgaan van een andere bewijslastverdeling of een (hogere) proceskostenvergoeding uitspreken. Aan een dergelijk oordeel worden geen hoge motiveringseisen gesteld (Conclusie A-G IJzerman 12 februari 2019, ECLI:NL:PHR:2018:1374).
Ook bij een te laat ingediend bezwaar of beroep bestaat er recht op een immateriële schadevergoeding bij overschrijding van de redelijke termijn.
Het feit dat een bezwaar of beroep als kennelijk niet-ontvankelijk moet worden aangemerkt laat onverlet dat er tijdig moet worden beslist (HR 15 februari 2019, ECLI:NL:HR:2019:241).
Een op basis van artikel 4:17 Awb verschuldigde dwangsom vindt geen grondslag in de dienstbetrekking van de belanghebbende.
Ook als de belanghebbende in dienstbetrekking staat tot het in gebreke gestelde bestuursorgaan behoeft over die dwangsom derhalve geen loonheffingen te worden ingehouden (HR 15 februari 2019, ECLI:NL:HR:2019:138).
De Belastingdienst heeft in verband met de aangifte inkomstenbelasting 2018 bijzondere aandacht voor crypto’s.
Daarvoor heeft de Belastingdienst speciale controlemedewerkers opgeleid en technische hulpmiddelen ontwikkeld (Brief Ministerie van Financiën 18 januari 2019, nr. 2019-0000002987).
Voorstel om meldingsplicht ongebruikelijke transacties aan te passen.
Op 25 juli 2018 is de Wwft aangepast. Hierbij is een nieuwe objectieve indicator in het leven geroepen die bepaalt dat instellingen transacties dienen te melden van of ten behoeve van een (rechts)persoon die gevestigd of woonachtig is in een zogeheten ‘hoogrisicoland’. Een beoordeling of er mogelijk sprake is van witwassen is in dat kader niet relevant. Thans wordt voorgesteld om deze objectieve indicator uit het Uitvoeringsbesluit Wwft 2018 te schrappen, omdat de indicator heeft geleid tot een enorme toename aan meldingen die niet door de FIU kunnen worden getoetst. Het voorstel betekent overigens niet dat instellingen geen transacties meer hoeven te melden die verband houden met een hoogrisicoland. Op basis van de subjectieve indicator dient namelijk elke transactie te worden gemeld die verband kan houden met witwassen. Bij het beoordelen of er sprake kan zijn van witwassen of terrorismefinanciering dient een instelling de lijst van de Europese Commissie met hoogrisicolanden in ogenschouw te nemen (Concept regeling Wijzigingsbesluit financiële markten 2019).
Fiscaal procesrecht
In belastingzaken kan een partij niet als getuige worden gehoord.
Daarnaast oordeelt de Hoge Raad dat de uitnodiging voor de zitting in beginsel volstaat als de mededeling dat de rechter gelegenheid biedt tot de uitvoering van een bewijsaanbod. Een zodanige mededeling volstaat niet in gevallen waarin de desbetreffende partij in redelijkheid niet kan worden tegengeworpen dat hij van die mogelijkheid geen gebruik heeft gemaakt. Een zodanig geval doet zich bijvoorbeeld voor als ter zitting nieuw licht valt op de noodzaak tot het leveren van nader bewijs (HR 11 januari 2019, ECLI:NL:HR:2019:29).
Fiscaal strafrecht
Het heffen van griffierecht in een zaak die uitsluitend een boete betreft is niet in strijd met het EVRM.
Het feit dat bij de behandeling van strafrechtelijke geschillen door de strafrechter geen griffierecht is verschuldigd betekent niet dat er sprake is van een onrechtvaardige ongelijke behandeling. Strijdigheid met het EVRM doet zich pas voor indien een zodanig bedrag aan griffierecht wordt geheven dat dit voor de belanghebbende een wezenlijke belemmering van de toegang tot de rechter vormt (HR 11 januari 2019, ECLI:NL:HR:2019:30).
Als het Unierecht van toepassing is, dan mag de Belastingdienst geen gebruik maken van strafrechtelijk onrechtmatig verkregen bewijs.
Dit betekent dat de Belastingdienst alleen gebruik mag maken van door de FIOD verzameld bewijs, als dat bewijs in overeenstemming met het Unierecht is verkregen. Zo is een inbreuk op het recht van privacy alleen toegestaan als het bewijs op grond van een voldoende duidelijke wet is verkregen en daarnaast is voldaan aan het evenredigheidsbeginsel. Als hiervan geen sprake is, of de belastingrechter dit niet kan controleren, dan moet het bewijs volgens het Hof van Justitie buiten beschouwing blijven. Hiermee lijkt bewijsuitsluiting in zaken die door het Unierecht worden beheerst eerder aan de orde te zijn dan in zuiver nationale situaties. De Hoge Raad is in belastingzaken namelijk zeer terughoudend in het uitsluiten van strafrechtelijk onrechtmatig verkregen bewijs (HvJ EU 17 januari 2019, C-310/16).