De Panama Papers hebben er toe geleid dat ook in de invordering maatregelen tot constructiebestrijding worden getroffen. In zijn brief aan de Tweede Kamer van 17 januari 2017 kondigde de staatssecretaris daartoe een aantal nieuwe invorderingsmaatregelen aan, die blijkens het Belastingplan 2019 per 1 januari 2019 met terugwerkende kracht(!) tot 18 september 2018 in werking zal treden. De bedoeling is dat met deze vier nieuwe invorderingsmaatregelen de verschuldigde belasting efficiënter en vaker geïnd zal kunnen worden.
Zo wordt allereerst de beperking van de aansprakelijkheid van erfgenamen voor bepaalde belastingschulden van de erflater tot ieder het beloop van zijn erfdeel[1]ingeperkt, zodat ook schenkingen gedaan binnen 180 dagen voor overlijden meetellen bij bepaling van het maximale aansprakelijkheidsbedrag. Voorts wordt een nieuwe aansprakelijkheid geïntroduceerd voor begunstigden van een schenking of uitdeling uit het vermogen van de belastingschuldige waardoor de Belastingdienst benadeeld wordt in zijn verhaalsmogelijkheden. Die aansprakelijkheid zal zijn beperkt tot het ontvangen bedrag. Als de begunstigde aantoont dat hij niet wist of behoorde te weten van de benadeling, is van aansprakelijkheid geen sprake.
Ook de verplichting tot heropening van de vereffening als er een liquidatie-uitkering is geweest teneinde de belastingaanslag bekend te kunnen maken alvorens tot aansprakelijkstelling over te kunnen gaan[2]komt te vervallen voor rechtspersonen. Om onnodige vertraging of verhindering te voorkomen kan volstaan worden met een openbare aankondiging van de belastingaanslag waarna zonder heropening van de vereffening tot aansprakelijkstelling kan worden overgegaan.
Ten slotte zal de informatieplicht uitgebreid worden naar potentieelaansprakelijken. Op dit moment geldt de informatieplicht wel voor aansprakelijk gestelden, maar aansprakelijkstelling is pas mogelijk als voldoende informatie beschikbaar is.[3]Onder potentieel aansprakelijken wordt in dit verband verstaan personen die volgens de wet aansprakelijk zijn maar nog niet formeel aansprakelijk zijn gesteld omdat de ontvanger daartoe nu juist informatie behoeft aan de hand waarvan hij kan beoordelen of iemand volgens de wet aansprakelijk is. Een beetje kip en het ei-verhaal dus dat ongetwijfeld aanleiding gaat geven tot discussies. Gelukkig zal de Belastingdienst vanzelfsprekend op proportionele wijze een beroep doen op deze informatieplicht in gevallen waarin daartoe een duidelijke aanleiding bestaat, aldus de staatssecretaris.
Opmerkelijke afwezige bij al dit nieuwe invorderingsgeweld is de invoering van de uitbreiding van de rechtsbescherming door uitstelbeschikkingen van de ontvanger voor bezwaar vatbaar te maken. Reeds in het Belastingplan 2017 werd deze uitbreiding van de rechtsbescherming aangekondigd. Invoering zou uiteindelijk per 1 januari 2019 gaan plaatsvinden. Inmiddels is de Fiscale vereenvoudigingswet 2017 per 1 januari 2017 in werking getreden, maar deze uitbreiding van de rechtsbescherming treedt pas in werking op een nog bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip[4]. Naar het zich laat aanzien gaat dat niet 1 januari 2019 worden. Dan had opname in het Belastingplan 2019 immers voor de hand gelegen.
De rechtsbescherming delft aldus weer het onderspit ten opzichte van de zoveelste uitbreiding van het toch al omvangrijke en vergaande invorderingsarsenaal van de ontvanger. Dit klemt temeer nu per 1 januari jl. de wettelijke schorsende werking aan het fiscaal verzet is komen te ontvallen. De invoering van rechtsbescherming via de fiscale rechter door uitstelbeschikkingen van de ontvanger voor bezwaar vatbaar te maken is juist hierdoor allerminst een overbodige luxe geworden. Een volwaardige rechtmatigheidstoetsing van de uitstelbeschikking door de fiscale rechter, met bijbehorende mogelijkheid in spoedeisende gevallen de fiscale voorzieningenrechter te adiëren om dreigend ontvangersonheil te voorkomen, wordt in de praktijk node gemist nu het laatste redmiddel van de schorsende werking is vervallen.
Deze blog is eerder gepubliceerd op FiscaalTotaal.nl
[1]art. 48 Invorderingswet 1990
[2]HR 23 december 2011, ECLI:NL:HR:2011:BU8923
[3]art. 49, lid 6 Invorderingswet 1990 en art. 49.5 Leidraad Invordering 2008
[4]art. XX, lid 3 Fiscale vereenvoudigingswet 2017