top of page

Het einde van fiscale aansprakelijkheid voor invorderingsrente


KanPiek Fiscale Advocatuur Amsterdam | Kip en 't Ei-situatie bij fiscale aansprakelijkheid voor invorderingsrente

Ferry Piek, fiscaal advocaat


Op grond van art. 32, lid 2 IW 1990 kan de Ontvanger derden ook aansprakelijk stellen voor andermans heffings- en invorderingsrente, kosten en boetes voor zover het belopen daarvan door de belastingschuldige te wijten is aan de aansprakelijk gestelde. De Ontvanger heeft ter zake van die verwijtbaarheid de bewijslast. Heeft hij het daar in de praktijk vaak al lastig mee, nu blijkt de Hoge Raad recentelijk een streep te hebben gezet door de mogelijkheid aansprakelijk te stellen voor invorderingsrente.[1]


In een bestuurdersaansprakelijkheidscasus ging de Raad op het middel van de staatssecretaris inzake de verwijtbaarheid van het belopen van invorderingsrente een geheel onverwachte kant op. De Hoge Raad overweegt dat aansprakelijkstelling voor verschuldigde invorderingsrente pas kan plaatsvinden nadat ex artikel 30, lid 1 Invorderingswet 1990 bij voor bezwaar vatbare beschikking invorderingsrente in rekening is gebracht omdat een betaling is gedaan. Op grond van artikel 28, lid 2 Invorderingswet 1990 wordt invorderingsrente immers berekend over de periode na ommekomst van de betalingstermijn tot de dag voorafgaand aan de betaling. Op grond van artikel 30, 1 Invorderingswet 1990 stelt de ontvanger het aldus berekende bedrag van de te betalen invorderingsrente vast bij voor bezwaar vatbare beschikking.


Aansprakelijkstelling vindt echter juist plaats omdat, en voor zover, er geen betalingen zijn gedaan op de onderliggende aanslagen. Op het moment van aansprakelijkstelling zijn er dus per definitie geen invorderingsrentebeschikkingen waarvoor aansprakelijk gesteld kan worden. Sterker nog, invorderingsrentebeschikkingen kunnen uitsluitend bestaan na betaling van de betreffende rente. Elke betaling wordt ex artikel 7 Invorderingswet 1990 immers afgeboekt op achtereenvolgens de kosten, de betalingskorting, de invorderingsrente en daarna pas op de belastingaanslag. Uitsluitend als de betaling substantieel genoeg is om geheel of gedeeltelijk op de invorderingsrente af te boeken, wordt een invorderingsrentebeschikking voor het daarop afgeboekte bedrag afgegeven.


Dit oordeel van de Hoge Raad lijkt dus tot gevolg te hebben dat aansprakelijkstelling voor invorderingsrente in het geheel niet mogelijk is, hetgeen haaks staat op de praktijk en de bedoeling van de wetgever. Het heeft er de schijn van dat de Hoge Raad bewust deze tekortkoming in de wetssytematiek bloot legt en aan de kaak stelt. Een voorstelbare oplossing zou bijvoorbeeld zijn geweest dat invorderingsrente ook zonder betaling bij beschikking vastgesteld kan worden. De Hoge Raad sluit die oplossing echter expliciet uit. Het louter opnemen in de aansprakelijkstellingsbeschikking dat en welk bedrag tot dan toe aan invorderingsrente is belopen, is niet meer dan een mededeling en dus niet de vereiste invorderingsrentebeschikking waarvoor aansprakelijk gesteld kan worden, aldus de Hoge Raad.

Deze blog is eerder gepubliceerd op FiscaalTotaal.nl

06 24 91 40 76

[1] HR 31 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:530

bottom of page