Nummer 6: 1 mei tot en met 30 juni 2015
Nummer 23: 1 april 2018 tot en met 31 mei 2018
Nieuwsbrief Fiscale Advocatuur | juni 2018
Tax in the City
Vier maal per jaar verzorgen wij in ons monumentale tuinhuis aan de Keizersgracht praktijkgerichte seminars over actualiteiten in de fiscale advocatuur. De lente-editie van 14 juni a.s. staat alweer voor de deur.
In deze lente-editie besteden wij aandacht aan de civielrechtelijke aansprakelijkheid van de belastingadviseur en bespreken wij de laatste ontwikkelingen op het gebied van het fiscale boete- en strafrecht. De belastingadviseur wordt steeds vaker langs civiele weg met claims geconfronteerd. Hierbij gaat het niet alleen om ontevreden cliënten die schadevergoeding vorderen vanwege wanpresentatie. Ook de Belastingdienst maakt in voorkomend geval gebruik van zijn civiele bevoegdheden om niet-betaalde belastingschulden op derden te verhalen. In dat kader kan bijvoorbeeld worden gewezen op de recente uitspraak van rechtbank Amsterdam waarbij het trustkantoor Tradman en twee van haar (voormalige) medewerkers civielrechtelijk aansprakelijk zijn gesteld. Worden alleen de rotte appels eruit gepikt, of moet ook de bonafide belastingadviseur zich zorgen maken? In welke gevallen kan de belastingadviseur aansprakelijk worden gesteld voor de belastingschulden van zijn cliënt? En hoe kan de belastingadviseur zich hiertegen wapenen? In deze cursus geven wij antwoord op deze vragen en wordt uw kennis van het fiscale boete- en strafrecht opgefrist. Overigens voldoet de cursus aan het PE-reglement van de NOB en RB. Aan de cursus zijn geen kosten verbonden. Aanmelden kan via deze link.
Wetgeving en beleid
Uitvoeringsbesluit Wwft geeft nader invulling aan het begrip UBO.
Dit besluit is op 6 april 2018 aan de Eerste en Tweede Kamer aangeboden ter goedkeuring. Volgens het besluit moet bij een BV of een NV in ieder geval als UBO worden aangemerkt de natuurlijk persoon die direct of indirect meer dan 25% van de aandelen, van het stemrecht of het eigendomsbelang houdt. Ook personen met een lager percentage aan aandelen, stemrechten of eigendomsbelang kunnen als UBO worden aangemerkt, bijvoorbeeld op basis van contractuele afspraken. Als er geen UBO kan worden vastgesteld, dan moet het hoger leidinggevend personeel van de cliënte als ‘quasi-UBO’ worden aangewezen. Daarnaast wordt nog onderzocht of het fonds voor gemene rekening ook onder de reikwijdte van de Wwft dient te worden gebracht (brief Minister van Financiën 6 april 2018, kamerstukken II 2017/18 34 808, nr. 16).
Nieuwe transparantieregels voor belastingadviseurs aangenomen.
De Europese Raad heeft de ‘Mandatory Disclosure-richtlijn’ aangenomen ter bestrijding van agressieve fiscale planning. Fiscale planning constructies met bepaalde kenmerken zullen door intermediairs bij de belastingautoriteiten moeten worden gemeld voordat er gebruik van wordt gemaakt. De kenmerken die tot een melding verplichten zijn gekoppeld aan grensoverschrijdende transacties, zoals het gebruik van jurisdicties die op de zwarte lijst staan. Het is de bedoeling dat de nieuwe openbaarmakingsvereisten vanaf 1 juli 2020 in werking treden (Ecofin 25 mei 2018).
Staatssecretaris gaat in op de fiscale behandeling van cryptovaluta.
De staatssecretaris bevestigt dat er geen sprake is van een bron van inkomen bij de handel in cryptovaluta in geval van een speculatieve transactie en als het eindresultaat niet beïnvloedbaar is door verrichte arbeid. In het algemeen zal er bij het minen en de handel in cryptovaluta derhalve niet snel sprake zijn van een bron van inkomen. Dit betekent in de regel dat cryptovaluta in box III moeten worden opgegeven. De Belastingdienst zal verkennende onderzoeken uitvoeren om meer zicht te krijgen op de mogelijke fiscale aspecten rondom cryptovaluta (brief staatssecretaris van Financiën 28 mei 2018, 2018-0000082316).
Fiscaal procesrecht
Het besluit van de inspecteur tot toekenning of intrekking van een btw-identificatienummer is geen voor bezwaar vatbare beschikking
Dit besluit dient weliswaar te worden aangemerkt als een ingevolge de belastingwet genomen besluit in de zin van artikel 26 AWR, maar tegen een dergelijk besluit staat geen bezwaar en beroep open bij de belastingrechter. Wel kan de intrekking van een btw-identificatienummer ter beoordeling worden voorgelegd aan de burgerlijke rechter (HR 13 april 2018, ECLI:NL:HR:2018:505).
Beperking termijn verliesverrekening niet in strijd met recht op eigendom.
Met ingang van 2007 is de onbeperkte termijn voor voorwaartse verliesverrekening beperkt tot 9 jaar. Daarbij heeft de wetgever in overgangsrecht voorzien. Volgens de Hoge Raad kunnen burgers er in het algemeen niet op vertrouwen dat belastingwetgeving ongewijzigd blijft. Tegen die achtergrond oordeelt de Hoge Raad dat de beperking van de verliesverrekening niet in strijd is met het recht op eigendom. Hij voegt daaraan toe dat een verliesbeschikking niet een onvoorwaardelijk recht op verrekening in het leven roept (HR 13 april 2018, ECLI:NL:HR:2018:589).
De verplichting van de inspecteur om de voor de beoordeling van de zaak van belang zijnde gegevens over te leggen is niet beperkt tot op papier vastgelegde gegevens.
Die verplichting ziet ook op in elektronische vorm vastgelegde gegevens, zoals aan de inspecteur ter beschikking staande of gestaan hebbende databases, mits die gegevens op papier of in andere vorm raadpleegbaar kunnen worden gemaakt (HR 4 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:672)
De Belastingdienst mag aanslagen en uitspraken op bezwaar niet uitsluitend per e-mail verzenden.
De verzending van dergelijke voor bezwaar vatbare beschikkingen moet vooralsnog in elk geval ook per post plaatsvinden. De termijn voor het instellen van rechtsmiddelen treedt pas in nadat de beschikking op die wijze bekend is gemaakt (HR 25 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:758).
Invorderingsrecht
De bestuurder die op grond van de taakverdeling binnen het bestuur geen taak had bij de zetelverplaatsing van een vennootschap, kan op grond van artikel 41 IW niet aansprakelijk worden gesteld voor de onbetaald gelaten vennootschaps- en dividendbelasting van die vennootschap.
Daarnaast oordeelt de Hoge Raad dat de bestuurder die wel een taak had bij de zetelverplaatsing aansprakelijkheid kan voorkomen door te bewijzen dat de verhaalsmogelijkheden van de ontvanger zijn afgenomen door feiten en omstandigheden die zijn gelegen buiten de sfeer van zijn optreden en het niet voldaan zijn van de belastingschuld daarin zijn oorzaak vindt (HR 20 april 2018, ECLI:NL:HR:2018:506).