top of page


Nieuwsbrief Fiscale Advocatuur | juli 2025
Nummer 61: 1 maart 2025 tot en met 30 juni 2025
Wetgeving en beleid
Leidraad Invordering biedt nieuwe betalingsregeling van 72 maanden voor “illiquide” vermogen.
Tot voor kort gold bij belastingschuldigen met vermogen – bijvoorbeeld overwaarde op een huis – dat er beperkte mogelijkheden waren voor een langdurige betalingsregeling. In beginsel moest het vermogen te gelde worden gemaakt voor de betaling van de belastingschulden. Door een nieuwe regeling in de Leidraad Invordering kan voortaan in plaats van een gedwongen verkoop een betalingsregeling van 72 maanden worden afgesproken voor het bedrag van de overwaarde. Let wel: de regeling geldt alleen voor particulieren en ex-ondernemers (art. 25.5a Leidraad Invordering 2008).
Het Bureau Financieel Toezicht start onderzoek naar adviseurs van horecaondernemingen.
Het BFT verwacht van accountants en belastingadviseurs dat zij op grond van de Wwft nagaan of het risico van witwassen zich bij hun klanten voordoet. Hierbij wordt bij klanten uit branches met een verhoogd witwasrisico, zoals de horeca, extra alertheid verwacht. De horecabranche is kwetsbaar voor (ongewilde) betrokkenheid bij witwassen vanwege de hoge financieringsbehoefte en grote hoeveelheid contant geld. Tegen die achtergrond zal het BFT de komende periode specifiek onderzoek doen naar adviseurs van horecaondernemingen om te beoordelen of zij hun rol als poortwachter correct vervullen (nieuwsbericht BFT 11 maart 2025).
Fiscaal procesrecht
Verdedigingsbeginsel ook geschonden als de belastingplichtige weliswaar heeft gereageerd op een voorgenomen naheffingsaanslag, maar daartoe niet expliciet door de inspecteur is uitgenodigd.
De Hoge Raad verduidelijkt dat deze uitnodiging in alle gevallen moet worden gedaan, ook als het voornemen tot naheffing ontstaat tijdens een controle, de belastingplichtige weet waarom de controle is ingesteld en hij op de hoogte is van de feiten die tot de voorgenomen naheffingsaanslag leiden. Niet is vereist dat de controle is afgerond voordat de inspecteur de belastingplichtige op de hoogte stelt van een of meer voorgenomen naheffingsaanslagen. Juist als de controle nog niet is afgerond, moet duidelijk worden gemaakt waarom en tot welk bedrag alvast een naheffingsaanslag wordt opgelegd en dat de belastingplichtige op dat moment ‘de laatste gelegenheid wordt geboden’ daarop te reageren. Het is vaste rechtspraak dat als het verdedigingsbeginsel is geschonden, de naheffingsaanslag moet worden vernietigd indien het besluitvormingsproces van de inspecteur een andere afloop had kunnen hebben gehad (HR 13 juni 2025, ECLI:NL:HR:2025:903).
Verschoningsrecht blijft van toepassing op stukken die een advocaat in een fiscale procedure inbrengt.
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat een advocaat door het inbrengen van stukken in een fiscale procedure zijn verschoningsrecht niet prijsgeeft in relatie tot een latere strafrechtelijke procedure. Wel kan die informatie worden vermeld in de uitspraak van de belastingrechter, waardoor die informatie openbaar wordt. Alsdan kan een advocaat in zoverre geen beroep meer doen op zijn verschoningsrecht. Maar in alle andere gevallen, blijft het verschoningsrecht intact. De advocaat kan zich dan verzetten tegen het gebruik van de informatie in een strafrechtelijke procedure. Tegen die achtergrond ontstaat er een verschil tussen de behandeling van stukken die zijn opgesteld door een advocaat die als gemachtigde optreedt in de fiscale procedure ten opzichte van stukken die zijn opgesteld door de belastingadviseur (HR 25 maart 2025, ECLI:NL:HR:2025:456).




Invorderingsrecht
Meldingsregeling bestuurdersaansprakelijkheid niet in strijd met het evenredigheidsbeginsel.
Wanneer een onderneming niet tijdig betalingsonmacht aan de ontvanger meldt, dan is de bestuurder in privé aansprakelijk voor de onbetaald gelaten belastingschuld. Daarbij geldt een vermoeden van kennelijk onbehoorlijk bestuur dat alleen weerlegd kan worden als de bestuurder eerst aannemelijk maakt dat het niet aan hem is te wijten dat de melding niet of niet op de juiste wijze is gedaan. Hoewel deze regeling al jaren aan kritiek onderhevig is vanwege de vérstrekkende gevolgen daarvan voor bestuurders, oordeelt de Hoge Raad dat geen sprake is van strijdigheid met het Europese evenredigheidsbeginsel. Ook heeft de ontvanger geen discretionaire bevoegdheid; een bestuurder aansprakelijk stellen is dus (helaas) geen vrije keuze voor de ontvanger (HR 11 juli 2025, ECLI:NL:HR:2025:1128).
De materiële verschuldigdheid van een belastingaanslag kan ook in een civiele procedure volledig aan de orde worden gesteld.
Als uitgangspunt geldt dat de hoogte van onherroepelijke belastingaanslagen voor alle betrokkenen vaststaan. Een derde voor wie zelf geen bezwaar en beroep bij de belastingrechter heeft open gestaan – bijvoorbeeld een aansprakelijkgestelde - kan echter de juistheid van de belastingaanslag bij de civiele rechter aan de orde stellen. Het beginsel van formele rechtskracht staat daaraan niet in de weg. A-G Snijders concludeert in dat verband dat de materiële verschuldigdheid van een belastingaanslag ten volle kan worden getoetst. De beperkte toetsing van de materiële verschuldigdheid van de belastingaanslag, die de ontvanger op verzoek van de belastingschuldige op grond van de Leidraad Invordering uitvoert, geldt aldus niet voor die derde (conclusie A-G Snijders 6 juni 2025, ECLI:NL:PHR:2025:647).
Fiscaal strafrecht
Ook een strafrechtelijke transactie kan worden vernietigd op grond van dwaling en bedrog.
Via een transactie ex artikel 74 Sr. kan de officier van justitie beslissen een strafonderzoek zonder strafvervolging af te doen. Zo’n transactie is een publiekrechtelijke overeenkomst die berust op wilsovereenstemming tussen het openbaar ministerie en de verdachte. Het Wetboek van Strafrecht bevat geen regeling die bepaalt dat een gesloten transactie kan worden vernietigd met een beroep op een wilsgebrek, zoals bedrog of dwaling. De Hoge Raad oordeelt in dit verband dat er geen bepaling is die zich ertegen verzet dat de civielrechtelijke bepalingen over bedrog en dwaling van overeenkomstige toepassing zijn op een transactie. Dit brengt derhalve mede dat een strafrechtelijk gesloten transactie nadien alsnog civielrechtelijk kan worden aangevochten door de verdachte (HR 13 juni 2025, ECLI:NL:HR:2025:898).
Niet tenlastegelegde feiten ten onrechte bij de straftoemeting door de rechter meegewogen.
Bij grootschalige fiscale fraude kan de omvang van die fraude bij de straftoemeting in aanmerking worden genomen, ook al volstaat de tenlastelegging met de beschrijving van een beperkt aantal strafbare feiten. In zo’n geval dient het grootschalige karakter van de fraude op grond van het verhandelde ter terechtzitting wel aannemelijk te zijn geworden. Met andere woorden; als uit het proces-verbaal van de terechtzitting slechts blijkt dat is volstaan met het voorhouden van een samenvatting van de stukken, maar niet dat de verdachte is bevraagd over andere dan de in de tenlastelegging specifiek vermelde belastingaangiften, dan is onvoldoende door de feitenrechter uiteengezet of en, zo ja, in welke omvang sprake was van het door de verdachte opzettelijk doen van onjuiste aangiften. Niet tenlastegelegde feiten mogen van de Hoge Raad in dat geval niet bij de straftoemeting worden meegewogen (HR 20 mei 2025, ECLI:NL:HR:2025:779).




bottom of page