top of page
De fiscaal advocaten van KanPiek Fiscale Advocatuur Amsterdam houden u op de hoogte van de laatste ontwikkelingen binnen fiscale wetgeving en jurisprudentie

Nieuwsbrief Fiscale Advocatuur | juli 2021

Nummer 40: 1 april 2021 tot en met 30 juni 2021

KanPiek Fiscale Advocatuur Amsterdam | Het houdt niet op, niet van zelf
KanPiek Fiscale Advocatuur Amsterdam | Melding gebruikelijke transacties wordt vanzelf efficiënter
KanPiek Fiscale Advocatuur Amsterdam | Ook niet bestaande personen kunnen fiscaal beboet worden
KanPiek Fiscale Advocatuur Amsterdam | Waaroom moilijk doen als het makkelijk kan?
KanPiek Fiscale Advocatuur Amsterdam | Wat zal de Hoge Raad gaan doen...
KanPiek Fiscale Advocatuur Amsterdam | Inspecteur mag op alle slakken zout blijven leggen

FIOD-stukken die niet aan de inspecteur zijn verstrekt, behoren niet tot de op de zaak betrekking hebbende stukken. 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Stukken uit een strafdossier dat is opgesteld door medewerkers van de FIOD, worden alleen als op de zaak betrekking hebbende stukken aangemerkt als de inspecteur over deze stukken beschikt en deze stukken van belang kunnen zijn voor de beslechting van de (nog) bestaande geschilpunten in de belastingzaak. Daarnaast oordeelt de Hoge Raad dat het zorgvuldigheidsbeginsel de inspecteur in de regel niet verplicht om het gehele strafdossier op te vragen om zelf daaruit de gegevens te selecteren die hij voor de belastingheffing van belang acht (HR 25 juni 2016, ECLI:NL:HR:2021:995).


Invorderingsrecht

A-G IJzerman concludeert dat de ontvanger een bestuurder niet aansprakelijk kan stellen wegens onbehoorlijk bestuur, als die bestuurder reeds door de curator aansprakelijk is gesteld.










Dit uitgangspunt wordt niet anders als de bestuurder naar aanleiding van de aansprakelijkstelling een vaststellingsovereenkomst met de curator heeft gesloten ter finale kwijting waarbij volgens de ontvanger geen rekening is gehouden met de fiscale vorderingen. Artikel 36.1 van de Leidraad Invordering strekt er immers toe om te voorkomen dat een bestuurder van een gefailleerde rechtspersoon door zowel de curator als de ontvanger aansprakelijk wordt gesteld (Conclusie A-G IJzerman 18 juni 2021, ECLI:NL:PHR:2021:527).


Fiscaal sanctierecht

Als onduidelijkheid bestaat welke boetes de inspecteur heeft opgelegd, is hetgeen de inspecteur op het aanslagbiljet heeft vermeld bepalend.











Op grond van artikel 67g, lid 2, AWR dient de belastingplichtige uiterlijk bij de bekendmaking van de boete in kennis te worden gesteld van de overtreding en het overtreden voorschrift. Aan deze voorwaarde is voldaan indien voorafgaand aan het aanslagbiljet een boeterapport aan de belastingplichtige is toegezonden, ook indien het aanslagbiljet zelf de overtreding en het overtreden voorschrift niet vermeldt. Als er echter discrepanties bestaan tussen het boeterapport en hetgeen op het aanslagbiljet is vermeld, bijvoorbeeld omdat het boeterapport twee afzonderlijke boetes aankondigt van ieder € 25.000 en op het hierop volgende aanslagbiljet slechts één boete is vermeldt van € 50.000, dan komt volgens de Hoge Raad slechts betekenis toe aan het aanslagbiljet. Dit brengt in zo’n geval mede dat aan de belastingplichtige ‘slechts’ één boete is opgelegd en dat die boete in het gegeven voorbeeld in ieder geval met € 25.000 moet worden verminderd (HR 7 mei 2021, ECLI:NL:HR:2021:704).


Hoge Raad bevestigt dat in fiscale zaken de cautieplicht niet snel aan de orde is.











Indien sprake is van een verhoor dient de inspecteur voorafgaand aan dat verhoor de belastingplichtige erop te wijzen dat hij niet tot antwoorden verplicht is: de cautie. Volgens de Hoge Raad is in fiscale zaken pas sprake van een verhoor in het geval waarin anders dan schriftelijke vragen aan de betrokkene worden gesteld met het oog op het opleggen van een bestuurlijke boete. Dit betekent dat de inspecteur bij het stellen van schriftelijke vragen of het vaststellen van een informatiebeschikking niet gehouden is de cautie te verlenen, ook al blijkt dat de inspecteur van oordeel is dat er mogelijke sprake is van belastingfraude. Wel geldt hierbij als beperking dat zogenaamd wilsafhankelijk materiaal, waaronder de mondelinge beantwoording van vragen van de inspecteur, niet als bewijs van een boete of andere strafachtige sanctie mag worden gebruikt (HR 21 mei 2021, ECLI:NL:HR:2021:751).

KanPiek Fiscale Advocatuur Amsterdam | 1 keer uitpersen is genoeg
KanPiek Fiscale Advocatuur Amsterdam | Een dag niet beboet is een dag niet geleefd
KanPiek Fiscale Advocatuur Amsterdam | Het leek zo helder
KanPiek Fiscale Advocatuur Amsterdam | Luiheid inspecteur geen probleem

Wetgeving en beleid
 
 
Regeling voor bijzonder uitstel van betaling verlengd tot 1 oktober 2021.
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Ondernemers die nog niet eerder uitstel van betaling of verlenging daarvan hebben aangevraagd, kunnen dit alsnog doen. Voor ondernemers die eerder dit jaar al verlenging hadden verkregen, geldt het uitstel automatisch tot 1 oktober 2021. Vanaf die datum wordt van ondernemers verwacht dat zij weer gewoon belasting gaan betalen (Brief minister van Financiën 29 juni 2021).


Belastingadviseurs melden record aantal ongebruikelijke transacties in 2020.










Dat blijkt uit het jaarverslag 2020 van het Bureau Financieel Toezicht. Belastingadviseurs hebben in 2020 een totaal aantal van 383 ongebruikelijke transacties gemeld op basis van de subjectieve indicator. In voorgaande jaren lag dat aantal nog onder de 300. De stijging van het aantal meldingen lijkt het gevolg van de toenemende bewustheid onder belastingadviseurs van de (vele) verplichtingen die voorvloeien uit de Wwft (Jaarverslag 2020 BFT).


Fiscaal procesrecht

Ook aan een fiscale eenheid voor de omzetbelasting kan een fiscale boete worden opgelegd.










Artikel 5:1, lid 3, van de Awb bepaalt dat overtredingen kunnen worden begaan door natuurlijke personen en rechtspersonen. Aangezien de fiscale eenheid geen van beide is, zou dit aan het opleggen van een fiscale boete in de weg staan. De Hoge Raad oordeelt echter dat de wetgever met voornoemd artikel geen bepaalde belastingplichtigen zoals de fiscale eenheid heeft willen uitsluiten als normadressaat van de boetebepalingen (HR 9 april 2021, ECLI:NL:HR:2021:508.


Bij een geschil over de rechtmatigheid van een informatiebeschikking behoeft de rechter geen nieuwe termijn te verlenen als vaststaat dat de belanghebbende niet de vereiste administratie heeft bijgehouden.










Artikel 27e, lid 2, AWR, op grond waarvan de rechter de belanghebbende een nieuwe termijn verleent om alsnog te kunnen voldoen aan een rechtmatig geachte informatiebeschikking, ziet derhalve louter op de gevallen waarin de rechter in een procedure over een informatiebeschikking oordeelt dat een verzoek van de inspecteur om informatie te verstrekken rechtmatig was (HR 4 juni 2021, ECLI:NL:HR:2021:822).

A-G Niessen concludeert dat aanslagen die zijn opgelegd naar aanleiding van een onrechtmatige registratie in de Fraude Signalering Voorziening (FSV) van de Belastingdienst in beginsel dienen te worden vernietigd.










De FSV, ook wel de zwarte fraudelijst van de Belastingdienst genoemd, was een applicatie die door de Belastingdienst werd gebruikt om belastingplichtigen met een verhoogd risico op fraude te registreren. Deze applicatie is in strijd met het recht op privacy en wordt inmiddels daarom niet langer door de Belastingdienst gebruikt. De A-G concludeert dat ingeval een belastingplichtige onrechtmatig op grond van de FSV is geselecteerd, de hieruit voortgevloeide aanslag eveneens onrechtmatig is, tenzij er sprake is van zeer ernstige belastingfraude (Conclusie A-G Niessen 17 juni 2021, ECLI:NL:PHR:2021:619).


Het niet bewaren van detailgegevens over bestellingen en afrekeningen rechtvaardigt in beginsel de vaststelling dat niet is voldaan aan de administratieplicht.











Dergelijke gegevens zijn immers van belang om de volledigheid van de verantwoorde omzet te kunnen verifiëren. Wel oordeelt de Hoge Raad dat detailgegevens niet behoeven te worden bewaard, indien de administratie voldoende andere gegevens bevat die een afdoende controle binnen een redelijke termijn van de verantwoorde omzet mogelijk maken. Daarnaast bestaat er geen grond voor omkering en verzwaring van de bewijslast als de geconstateerde gebreken in de administratie van zo weinig gewicht zijn dat zij omkering en verzwaring van de bewijslast niet rechtvaardigen (HR 25 juni 2021, ECLI:NL:HR:2021:987).








 

De fiscaal advocaten van KanPiek Fiscale Advocatuur Amsterdam houden u op de hoogte van de laatste ontwikkelingen binnen fiscale wetgeving en jurisprudentie
bottom of page