top of page
KanPiek Fiscale Advocatuur Amsterdam | Nieuwsbrief Fiscale Advocatuur januari 2024

Nieuwsbrief Fiscale Advocatuur | januari 2024

Nummer 54: 1 november 2023 tot en met 31 december 2023

Wetgeving en beleid

Nieuwe bezwaarmogelijkheid tegen afwijzing inzage eigen belastingdossier.










Op grond van artikel 67, lid 3, AWR kan een belastingplichtige een verzoek aan de Minister van Financiën doen om inzage in zijn belastingdossier. Tot voor kort stonden geen rechtsmiddelen open als dat verzoek werd afgewezen. Met ingang van 1 januari 2024 is dit gewijzigd; een belastingplichtige kan sindsdien bezwaar en beroep instellen tegen een afwijzende beslissing op een inzageverzoek in het eigen belastingdossier. Dit biedt meer rechtsbescherming en waarborgt dat het bestaande recht op inzage in het eigen belastingdossier in de praktijk geen dode letter wordt. Tot het belastingdossier behoren, onder meer, belastingaanslagen, gespreksverslagen, boekenonderzoeken, uitwisselingen van fiscale gegevens met andere landen en gegevens die zijn opgeslagen in IT-systemen voor fraudeopsporing en risico-signalering (Amendement Omtzigt over een bezwaar- en beroepsregeling voor beslissing op een inzageverzoek, Belastingplan 2024). 



Fiscaal procesrecht

Overschrijding van de redelijke termijn kan slechts in uitzonderlijke omstandigheden worden gecompenseerd door een voortvarende behandeling in een andere procesfase










Ten aanzien van de vraag of recht bestaat op een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn, moet worden gelet op de duur van de totale procedure. Een bijzonder voortvarende behandeling van het hoger beroep kan er daarom toe leiden dat een overschrijding van de redelijke termijn door de rechtbank wordt gecompenseerd en vice versa. De Hoge Raad benadrukt echter dat die compensatie slechts in uitzonderlijke gevallen mogelijk is, namelijk als (i) de overschrijding van de redelijke termijn in de betreffende procesfase van beperkte duur is, (ii) de totale duur van de gehele procedure binnen de redelijke termijn is gebleven en bovendien (iii) de behandeling in de fase waarin geen overschrijding van de redelijke termijn heeft plaatsgevonden met bijzondere voortvarendheid heeft plaatsgevonden (HR 17 november 2023, ECLI:NL:HR:2023:1370).


Voor het aannemen van een schenking vormt de wil tot bevoordeling een afzonderlijk vereiste.












Onder schenking wordt verstaan iedere handeling die ertoe strekt dat degene die de handeling verricht een ander ten koste van zijn eigen vermogen verrijkt. Er dient dus sprake te zijn van een wil tot bevoordeling. De Hoge Raad benadrukt dat die wil niet louter kan worden afgeleid uit de bevoordelingsbewustheid van degene die bevoordeelt. De feitenrechter zal derhalve in voorkomend geval nauwkeurig(er) moeten motiveren waarom in de gegeven omstandigheden de schenker verarmt, de begunstigde verrijkt én er sprake is van vrijgevigheid waar partijen zich bewust van zijn (HR 8 december 2023, ECLI:NL:HR:2023:1715).

KanPiek Fiscale Advocatuur Amsterdam | Rechtsbescherming inzagerecht uigebreid
KanPiek Fiscale Advocatuur Amsterdam | Wil tot bevoordeling vereist voor belaste schenking
KanPiek Fiscale Advocatuur Amsterdam | Beperkte compensatie redelijke termijn

Invorderingsrecht

Uitstel van betaling voor de aansprakelijkheidsbeschikking schorst niet de verjaring van de onderliggende aanslag.










Als een belastingschuld wordt betaald of is verjaard, dan moet ook de aansprakelijkstelling vervallen, omdat deze accessoir is aan die schuld. Een bestuursrechtelijke geldschuld verjaart 5 jaar nadat de voorgeschreven betalingstermijn is verstreken. Die termijn wordt verlengd met de tijd gedurende welke de schuldenaar uitstel van betaling heeft. In dit verband bepaalt artikel 27, lid 2, Invorderingswet dat als een belastingschuldige is opgehouden te bestaan de aansprakelijkgestelde voor diens belastingschuld in de plaats treedt voor wat betreft de stuiting van de verjaring of de verlenging van de verjaringstermijn. Dit brengt evenwel niet mee dat wanneer de aansprakelijkgestelde om uitstel van betaling heeft verzocht voor het bedrag waarvoor hij aansprakelijk is gesteld, dat dan de verjaring van de onderliggende belastingschuld daarmee wordt verlengd. De ontvanger zal in zo’n geval derhalve ondubbelzinnig de onderliggende belastingaanslagen op de voorgeschreven wijze bij de aansprakelijkgestelde moeten stuiten om het recht op dwanginvordering te behouden (Hof Amsterdam 28 november 2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:2936).



Fiscaal strafrecht

Voor de vraag of onder dwang verkregen informatie voor strafrechtelijke doeleinden mag worden gebruikt is niet van belang of die informatie ook zelfstandig door de autoriteiten kan worden verkregen.










Uit het nemo tenetur-beginsel van het EVRM vloeit voort dat indien sprake is van een criminal charge, zogeheten wilsafhankelijke informatie die onder dwang of druk is verkregen niet tegen een individu mag worden gebruikt tijdens een strafvervolging. Van een criminal charge is sprake vanaf het moment waarop de overtreder uit handelingen van het bestuursorgaan redelijkerwijs kan afleiden dat hem een strafrechtelijke sanctie zal worden opgelegd. Ook in fiscale zaken speelt dit beginsel een belangrijke rol. Zo heeft de belastingkamer van de Hoge Raad bijvoorbeeld geoordeeld dat de informatie die middels een verplichte suppletie door de belastingplichtige wordt verstrekt, is aan te merken als wilsafhankelijk bewijsmateriaal. Die informatie mag daarom niet worden gebruikt voor het bewijs dat de belastingplichtige ter zake van zijn initiële aangifte een beboetbaar of strafbaar feit heeft begaan. Het gebruik van wilsonhankelijke informatie wordt daarentegen dus niet beperkt door het nemo tenetur-beginsel. De strafkamer van de Hoge Raad benadrukt dat voor de vraag of hiervan sprake is, beslissend is of de autoriteiten bekend zijn met ‘specifieke, reeds bestaande documenten’. Niet van belang in dit verband is of de autoriteiten die stukken (ook) eigenhandig kunnen verkrijgen. Daarnaast is van belang dat een vordering tot het verstrekken van dergelijke reeds bestaande documenten voldoende specifiek moet zijn. Ook ‘fishing expeditions’ zijn namelijk in strijd met het nemo tenetur-beginsel (Hoge Raad 14 november 2023, ECLI:NL:HR:2023:1562). 







 

KanPiek Fiscale Advocatuur Amsterdam | Uitstel aansprakelijkstelling stuit niet verjaring aanslag
KanPiek Fiscale Advocatuur Amsterdam | Nemo tenetur = geen sleepnet
KanPiek Fiscale Advocatuur Amsterdam | Nieuwsbrief Fiscale Advocatuur januari 2024
bottom of page