top of page
Nieuwsbrief Fiscale Advocatuur | januari 2023
Nummer 48: 1 november 2022 tot en met 31 december 2022
Wetgeving en beleid
Steeds minder traditionele boekenonderzoeken Belastingdienst.
De Belastingdienst maakt zich zorgen over het teruglopende toezicht als gevolg van personeelstekort. In 2016 werden er nog ruim 600.000 traditionele boekenonderzoeken verricht. De afgelopen jaren waren dit er nog maar zo’n 212.000. De tijd dat een ondernemer periodiek aan een belastingonderzoek werd onderworpen ligt achter ons. Als een boekenonderzoek wordt aangekondigd, dan kan de betreffende belastingplichtige er derhalve van uitgaan dat de Belastingdienst reeds over informatie beschikt op basis waarvan zij van mening is dat er correcties moeten volgen (bericht AD 28 december 2022).
Fiscaal procesrecht
Hof van Justitie EU verklaart algemene openbaarheid UBO-register ongeldig.
De Luxemburgse rechter heeft aan het Hof van Justitie van de EU prejudiciële vragen gesteld over de geldigheid van het UBO-register. Naar aanleiding hiervan heeft het Hof op 22 november 2022 geoordeeld over de vraag of de algemene openbaarheid van het UBO-register in overeenstemming is met het recht op privacy. Op grond van het Luxemburgse UBO-register heeft eenieder toegang tot de naam, nationaliteit en het door de UBO gehouden economische belang. Het Hof stelt vast dat hiermee een doel van algemeen belang wordt nagestreefd. Dit kan een ernstige inmenging van het recht op privacy rechtvaardigen. Het Hof concludeert niettemin dat de noodzaak van de algemene openbaarheid van het UBO-register onvoldoende is onderbouwd en daarmee ongeldig is. Minister Kaag van Financiën heeft op basis van de uitspraak van het Hof besloten om de informatieverstrekking uit het Nederlandse UBO-register op te schorten. Omdat hierdoor ook Wwft-instellingen op dit moment geen toegang hebben tot het UBO-register, is de terugmeldplicht voorlopig niet van toepassing. De uitspraak van het Hof heeft overigens geen gevolgen voor de plicht van juridische entiteiten om UBO’s te registeren (HvJ EU Grote Kamer 22 november 2022, nr. C-37/10 en C-601/20).
Strafrechtelijk conservatoir verhaalsbeslag kan niet als verplichting in mindering worden gebracht voor de toepassing van de rendementsgrondslag in box 3.
Volgens de Hoge Raad is een dergelijk beslag namelijk geen verplichting waaraan een waarde in het economische verkeer kan worden toegekend. Een vermogenssanctie of maatregel ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel kan voor de toepassing van box 3 pas in aanmerking worden genomen nadat die sanctie of maatregel voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden (HR 2 december 2022, ECLI:NL:HR:2002:1707).
Voor een ingebrekestelling in de zin van artikel 4:17, lid 3, Awb is niet vereist dat in een geschrift de termen ‘aanmanen’ of ‘in gebreke stellen’ worden gebruikt.
Volgens de Hoge Raad kan derhalve ook een e-mail als ingebrekestelling worden aangemerkt, als hiermee voldoende duidelijk is gemaakt op welke aanvraag het betrekking heeft en niet anders kan worden opgevat dan als het aandringen op het nemen van een beslissing (HR 9 december 2022, ECLI:NL:HR:2022:1835).
Invorderingsrecht
Als de aanslagtermijn is verstreken, biedt het privaatrecht aan de Staat en de ontvanger niet de mogelijkheid het misgelopen bedrag als schadevergoeding te vorderen van een derde wegens een door die derde gepleegde onrechtmatige daad.
Dit uitgangspunt is volgens de Hoge Raad niet anders als de derde volgens de Belastingdienst onrechtmatig het opleggen van een aanslag heeft verhinderd. Een andersluidende opvatting is in strijd met het legaliteitsbeginsel (HR 4 november 2022, ECLI:NL:HR:2022:1579).
Fiscaal strafrecht
Hof van Justitie EU formuleert uitgangspunten bij btw-carrouselfraude.
Op grond van vaste rechtspraak van het HvJ van de EU kan het recht op vooraftrek of de toepassing van het nultarief worden geweigerd, indien de ondernemer op het moment waarop de goederen worden geleverd of de diensten worden verricht ‘wist of had moeten weten’ dat ergens in de (internationale) handelsketen btw-fraude plaatsvond. De bewijslast dienaangaande rust op de inspecteur. Die zal aan de hand van objectieve gegevens moeten aantonen dat de ondernemer wist of had moeten weten van de btw-fraude. Hierbij is van belang dat de Belastingdienst kan aantonen (i) hoe de desbetreffende keten van leveringen was ingericht en welke plaats de betrokken ondernemer in die keten innam, (ii) in welke schakel(s) van die keten btw-fraude werd gepleegd en wat die btw-fraude inhield, en (iii) dat en op welke gronden geoordeeld moet worden dat die ondernemer wist of had moeten weten dat de btw-fraude plaatsvond in die keten (Hof Van Justitie EU 1 december 2022, ECLI:EU:C:2022:950).
Als een belastingplichtige aangifte doet terwijl hij weet dat zijn administratie niet deugt, dan kan er volgens de Hoge Raad sprake zijn dat de belastingplichtige willens en weten de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat er te weinig belasting wordt geheven.
Bij fiscale fraudezaken is doorgaans de belangrijkste vraag of de belastingplichtige opzettelijk te weinig belasting heeft aangegeven en bijgevolg strafrechtelijk aansprakelijk kan worden gesteld. Onder opzet wordt verstaan het willens en wetens handelen. De ondergrens van opzet wordt gevormd door het voorwaardelijke opzet. Van voorwaardelijk opzet is sprake als iemand zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat het strafbare feit zich voordoet. De belastingplichtige die zich ten tijde van het doen van de aangifte bewust was van de omstandigheid dat de administratie waarop hij die aangifte baseerde zodanig ondeugdelijk was dat een overeenkomstig die aangifte vastgestelde aanslag te laag zou zijn, handelt volgens de Hoge Raad derhalve met voorwaardelijk opzet (HR 23 december 2022, ECLI:NL:HR:2022:1579).
bottom of page