top of page
De fiscaal advocaten van KanPiek Fiscale Advocatuur Amsterdam houden u op de hoogte van de laatste ontwikkelingen binnen fiscale wetgeving en jurisprudentie

Nummer 6: 1 mei tot en met 30 juni 2015

De Nieuwsbrief Fiscale Advocatuur vat de ontwikkelingen op invorderingsrecht, fiscaal strafrecht, fiscaal procesrecht, bezwaar en beroep en sanctierecht kort en bondig samen

Nummer 6: 1 mei tot en met 30 juni 2015

Nieuwsbrief Fiscale Advocatuur | juli 2015

De fiscaal advocaat van KanPiek Fiscale Advocatuur Amsterdam voorkomt onterechte fiscale verrekening

Zwitserland gaat met ingang van 2018 automatisch bankgegevens uitwisselen van inwoners van de EU. 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Op grond van een informatie-uitwisselingsovereenkomst met de EU, heeft Zwitserland zich verbonden om vanaf 2018 op jaarbasis bankgegevens uit te wisselen van buitenlandse rekeninghouders. Lidstaten zullen automatisch de namen, adressen, belastingnummers en jaaropgaven ontvangen van inwoners met een Zwitserse bankrekening. Daarmee lijkt definitief een einde te komen aan het Zwitserse bankgeheim. De Europese Commissie is nog in onderhandeling met Andorra, Liechtenstein, Monaco en San Marino om op korte termijn vergelijkbare overeenkomsten te sluiten (persbericht Europese Commissie van 27 mei 2015). 

Nieuw protocol aanmelding en afdoening van fiscale delicten. 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

In het ‘Protocol AAFD’ wordt aangegeven wanneer een fiscale zaak in aanmerking komt voor strafrechtelijke afhandeling. Het Protocol dient primair ter voorkoming van een samenloop tussen bestuursrechtelijke en strafrechtelijke sanctionering en bevat procedurele voorschriften voor de Belastingdienst en het Openbaar Ministerie om de wijze van rechtshandhaving bij fiscale fraudezaken af te stemmen. Kort samengevat dient een ambtenaar van de Belastingdienst een vermoeden van een fiscaal strafbaar feit bij de boete-fraudecoördinator te melden als het belastingnadeel ten minste € 20.000 bedraagt. Een zaak wordt vervolgens door de Belastingdienst aangemeld voor mogelijk strafrechtelijke handhaving bij een nadeelbedrag van € 100.000 én indien sprake is van een vermoeden van opzet. Bij een belastingnadeel van minder dan € 100.000 wordt de zaak in beginsel bestuursrechtelijk afgedaan, tenzij bepaalde aanvullende aspecten het wenselijk maken om toch strafrechtelijk op te treden. De voorbeeldfunctie van de belastingplichtige of de actieve of passieve medewerking van een accountant of belastingadviseur zijn volgens het Protocol AAFD bijvoorbeeld redenen om een fraudezaak sneller in het strafrecht te betrekken (Protocol AAFD, 25 juni 2015, nr. BLKB/2015/572M).

 

De fiscaal advocaat van KanPiek Fiscale Advocatuur Amsterdam loodst u door het labyrint van fiscale regels

Bezwaarschriften tegen Box III heffing zijn door de Staatssecretaris van Financiën aangemerkt als massaal bezwaar. 

Het gaat hierbij om de rechtsvraag of de fictieve vermogensrendementsheffing op het niveau van de regelgeving in strijd is met het recht op eigendom van artikel 1 EP van het EVRM. De persoonlijke en individuele omstandigheden van de belastingplichtige spelen aldus geen rol. Dit betekent dat een dergelijk bezwaarschrift wordt aangehouden totdat de Hoge Raad in dezen uitsluitsel heeft gegeven. Als een bezwaarschrift (mede) ziet op een of meerdere andere geschilpunten, moet de inspecteur het bezwaar op het punt van bovengenoemde rechtsvraag afwijzen (Besluit Staatssecretaris van Financiën 26 juni 2015, BLKB2015/903M).

De fiscaal advocaat van KanPiek Fiscale Advocatuur Amsterdam staat u bij tegen executie en fiscale invordering door de ontvanger

Fiscaal procesrecht

 

Bij de beoordeling of de autokostenfictie (‘bijtelling’) van toepassing is, rust primair op de inspecteur de bewijslast dat de desbetreffende auto feitelijk ter beschikking aan de werknemer is gesteld.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

De Hoge Raad heeft bevestigd dat niet in ieder geval waarin een werknemer een auto van zijn werkgever heeft bestuurd sprake is van een terbeschikkingstelling in de zin van de bijtellingsregeling. Pas nadat de inspecteur slaagt in het bewijs dat de werknemer de auto ook voor privédoeleinden kon gebruiken, komt de vraag aan de orde of de terbeschikkingstelling ook betrekking heeft op gebruik voor privédoeleinden. In dat kader rust de (verzwaarde) bewijslast op de belanghebbende (HR 29 mei 2015, ECLI:NL:HR:2015:1360). 

De fiscaal advocaat van KanPiek Fiscale Advocatuur Amsterdam staat u bij tegen executie en fiscale invordering door de ontvanger

Bij het vaststellen van de aanslag IB/PVV wordt van de inspecteur in het algemeen niet gevergd dat hij kennis neemt van de tot zijn eenheid behorende dossiers die zijn aangelegd voor andere belastingen of belastingplichtigen, ook als daarin gegevens kunnen worden aangetroffen die van belang zijn voor de aanslag IB/PVV.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Het is vaste jurisprudentie dat de inspecteur bij het vaststellen van de aanslag mag uitgaan van de juistheid van de gegevens die een belastingplichtige in zijn aangifte heeft vermeld. Dit laat onverlet dat de inspecteur met een normale zorgvuldigheid kennis behoort te nemen van de inhoud van de aangifte en het dossier van de belastingplichtige. Een belastingverhogend feit dat de inspecteur bekend was of had kunnen zijn ten tijde van de primitieve aanslag kan in zoverre aan navordering in de weg staan. De Hoge Raad heeft in dat kader geoordeeld dat de reorganisatie van de Belastingdienst per 1 januari 2003, waarbij bevoegdheden zijn geconcentreerd en inspecties zijn samengebracht, geen gevolgen heeft voor de zorgplicht van de inspecteur bij het vaststellen van de aanslag IB/PVV. Dit betekent concreet dat de inspecteur kan volstaan met het raadplegen van het dossier inkomstenbelasting van de betreffende belastingplichtige, en dat de inspecteur slechts dan tot een nader onderzoek is gehouden indien de daarin aanwezige gegevens daartoe redelijkerwijs aanleiding geven (Hoge Raad 12 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1515).

De fiscaal advocaten van KanPiek Fiscale Advocatuur Amsterdam houden u op de hoogte van de laatste ontwikkelingen binnen fiscale wetgeving en jurisprudentie

 

Wetgeving en beleid

 

Voorstel UBO-register aangenomen door Europees Parlement. 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Op 20 mei 2015 heeft het Europees Parlement het voorstel voor de Vierde Anti-witwasrichtlijn aangenomen. De richtlijn bevat een verplichting voor alle EU-lidstaten om een publiek toegankelijk register in te voeren, waarin bepaalde persoonlijke gegevens worden opgenomen van uiteindelijk belanghebbenden (‘UBO’s) van rechtspersonen die zijn opgericht naar het recht van de desbetreffende lidstaat. In het algemeen kwalificeert als UBO de natuurlijk persoon met een belang van meer dan 25% in een rechtspersoon. De in het UBO-register op te nemen informatie bevat ten minste de naam, geboortedatum, nationaliteit, woonland en de aard en omvang van het belang van de UBO. Het UBO-register wordt toegankelijk voor bepaalde overheidsinstanties en instellingen die verplicht zijn de UBO’s van hun cliënten te identificeren, zoals banken, accountants- en belastingadvieskantoren. Daarnaast kunnen andere belanghebbenden inzage krijgen in het register, onder wie burgers en journalisten, indien kan worden aangetoond dat zij daarbij een legitiem belang hebben. Het is nog niet duidelijk wanneer sprake is van een legitiem belang. Voor trusts gaat een afzonderlijke regeling gelden. Nederland dient binnen twee jaar de richtlijn te implementeren in nationale regeling (persbericht Europese Commissie van 20 mei 2015).

De fiscaal advocaat van KanPiek Fiscale Advocatuur Amsterdam loodst u door het labyrint van keten- en inlenersaansprakelijkheid

De opzet of grove schuld van een (administratief) medewerker kan niet zonder meer aan de werkgever worden toegerekend in het kader van een fiscale boete. 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Gelijk als in het strafrecht kan in het fiscale recht een rechtspersoon als dader van een beboetbaar feit worden aangemerkt als de verboden gedraging van een natuurlijk persoon in redelijkheid aan de rechtspersoon kan worden toegerekend. De Belastingkamer van de Hoge Raad heeft bevestigd dat dit criterium slechts geldt voor de toerekening van verboden gedragingen en/of nalatigheden. Los daarvan dient te worden beoordeeld of de bij een werknemer aanwezige opzet of grove schuld aan de werkgever kan worden toegerekend, hetgeen afhankelijk is van de omstandigheden van het geval. Van belang daarbij is de interne organisatie, de taak en verantwoordelijkheid die aan de natuurlijk persoon is toebedeeld en meer algemeen of de werkgever de maximale, in redelijkheid te vergen zorg heeft betracht om de verboden gedraging van haar werknemer te voorkomen (HR 29 mei 2015, ECLI:NL:HR:2015:1360). 

Fiscaal strafrecht

 

Bankafschriften die de inspecteur op last van een dwangsom heeft verkregen mogen volgens de Hoge Raad voor een fiscale boete worden gebruikt. 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Eerder oordeelde de Civiele kamer van de Hoge Raad dat informatie die in fysieke zin bestaat onafhankelijk van de wil van de betrokkene, zonder strafrechtelijke bewijsrestrictie door de inspecteur kan worden gevorderd in een dwangsomprocedure. In navolging van dit oordeel heeft de Belastingkamer van de Hoge Raad overwogen dat het nemo tenetur-beginsel samenhangt met het zwijgrecht en aldus geen betrekking heeft op reeds bestaand materiaal. Dit brengt volgens de Hoge Raad mede dat bankgegevens als bewijs voor een fiscale boete mogen worden gebezigd, zelfs als de inspecteur die gegevens alleen via een dwangsomprocedure van de betrokkene kon verkrijgen. Het is de vraag of het EHRM zich met dit oordeel kan verenigen (HR 29 mei 2015, ECLI:NL:HR2015:1359). 

Invorderingsrecht

 

Het beleid van de ontvanger waarin ligt besloten dat een executieverkoop zonder rechterlijke tussenkomst doorgang moet kunnen vinden als het verzet naar het oordeel van de ontvanger bij voorbaat kansloos wordt geacht, is ingetrokken.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

De Hoge Raad heeft recentelijk geoordeeld dat een dergelijk oordeel exclusief aan de civiele rechter is voorbehouden. Het beleid van de ontvanger is hiermee in overeenstemming gebracht. Overigens zijn belastingschuldigen in de nabije toekomst mogelijk eerder aangewezen op het middel van verzet, aangezien reeds enige tijd wordt overwogen om het administratief beroep bij een afwijzende uitstelbeschikking af te schaffen (Besluit Staatssecretaris van Financiën 22 juni 2015, BLKB2015/842M).

Detailgegevens van inkoopbestellingen die in een geautomatiseerd administratiesysteem zijn ingevoerd en waarmee op goederenniveau de omzet kan worden geverifieerd, vallen onder de administratie- en bewaarplicht van artikel 52 AWR.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Het niet (rechtsgeldig) bewaren van dergelijke gegevens kan aldus tot gevolg hebben dat de bewijslast wordt omgekeerd en verzwaard, tenzij de administratie van de belanghebbende voldoende andere gegevens bevat die een controle binnen een redelijke termijn van de verantwoorde omzet mogelijk maakt (HR 26 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1740).      

Omkering en verzwaring van de bewijslast treedt niet op indien gebreken in de administratie niet relevant zijn voor de heffing van de belasting waarover het geschil bestaat. 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Er bestaat geen grond voor omkering en verzwaring van de bewijslast als de geconstateerde gebreken in de administratie van zo weinig gewicht zijn dat zij deze zware sanctie niet rechtvaardigen. Omkering en verzwaring van de bewijslast komt daarom pas aan de orde indien er door gebreken in de administratie een ernstig gevaar bestaat voor een onjuiste belastingheffing. Dit gevaar dient volgens de Hoge Raad betrekking te hebben op de belastingsoort waarover het geschil met de inspecteur bestaat. Een gebrekkige inkoopadministratie leidt dus niet, zonder meer, tot omkering en verzwaring van de bewijslast voor bijvoorbeeld de loonheffing (HR 26 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1736).

Schending van het verdedigingsbeginsel leidt niet tot vernietiging van de belastingaanslag als er tussen inspecteur en de belanghebbende geen verschil van inzicht bestaat over de van belang zijnde feiten en de waardering daarvan. 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Het Hof van Justitie van de EU heeft beslist dat schending van het verdedigingsbeginsel niet zonder meer resulteert in vernietiging van het onderliggende Unierechtelijke besluit. Dit is pas het geval indien het besluitvormingsproces een andere afloop zou kunnen hebben gehad als de belastingplichtige voorafgaande aan vaststelling van de aanslag in de gelegenheid zou zijn gesteld haar zienswijze te geven. Nu de belastingaanslag een gebonden beschikking is, waarbij de inspecteur niet beschikt over beoordelingsvrijheid of beleidsvrijheid, kan hiervan volgens de Hoge Raad geen sprake zijn als tussen inspecteur en de belanghebbende nimmer verschil van mening heeft bestaan over het feitencomplex waarop de aanslag betrekking heeft en de kwalificatie daarvan (HR 26 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1667).   

De fiscaal advocaat van KanPiek Fiscale Advocatuur Amsterdam staat u bij tegen executie en fiscale invordering door de ontvanger
De fiscaal advocaat van KanPiek Fiscale Advocatuur Amsterdam staat u bij tegen executie en fiscale invordering door de ontvanger
De fiscaal advocaat van KanPiek Fiscale Advocatuur Amsterdam biedt optimaal tegenwicht aan de giscus
De fiscaal advocaat van KanPiek Fiscale Advocatuur Amsterdam loodst u door het labyrint van de fiscale invordering
De fiscaal advocaat van KanPiek Fiscale Advocatuur Amsterdam voorkomt onterechte fiscale verrekening
De fiscaal advocaat van KanPiek Fiscale Advocatuur Amsterdam helpt douane-aansprakelijkheid te voorkomen
bottom of page