top of page
Nieuwsbrief Fiscale Advocatuur | april 2021
Nummer 39: 1 februari 2021 tot en met 31 maart 2021
Wetgeving en beleid
Nieuw formulier voor accountants om ongebruikelijke transacties te melden.
FIU-Nederland heeft een nieuw formulier ontwikkeld dat het voor accountants eenvoudiger moet maken om een ongebruikelijke transactie te melden. Het formulier is te vinden op de website van de FIU-Nederland (www.fiu-nederland.nl).
Fiscaal procesrecht
Volgens procureur-generaal IJzerman kan een administratie ook door de inspecteur worden verworpen zonder een onherroepelijke informatiebeschikking.
Als een administratieplichtige niet voldoet aan de administratieplicht, kan de inspecteur dit vaststellen middels een informatiebeschikking. Pas wanneer de informatiebeschikking onherroepelijk is geworden, wordt de bewijslast omgekeerd en verzwaard. Als er geen informatiebeschikking is genomen, betekent dit echter niet dat de administratie niet (langer) kan worden verworpen. Ingeval de administratie wordt verworpen, gelden de normale regels van de bewijslastverdeling en moet de bewijslast worden verdeeld naar redelijkheid. In de praktijk betekent dit doorgaans dat de inspecteur kan volstaan met een gemotiveerde schatting van de winst, waarna de administratieplichtige aannemelijk dient te maken dat de correctie te hoog is vastgesteld (Conclusie P-G IJzerman 28 januari 2021, ECLI:NL:PHR:2021:81).
Procureur-generaal Wesseling-van Gent concludeert dat ook informatie omtrent de derdenrekening in beginsel onder het verschoningsrecht van de advocaat valt.
Die informatie behoeft de advocaat derhalve niet op verzoek van de Belastingdienst te verstrekken ten behoeve van de belastingheffing van een derde. Dit uitgangspunt is mogelijk op korte termijn niet langer van toepassing. Op basis van het wetsvoorstel ‘Aanpassing fiscaal verschoningsrecht’ zullen ook advocaten in bepaalde gevallen moeten meewerken aan een derdenonderzoek van de Belastingdienst (Conclusie P-G Wesseling-van Gent 11 december 2020, ECLI:NL:PHR:2020:1177).
APV-regime niet in strijd met artikel 1 EP bij het EVRM.
Op grond van artikel 2.14a, lid 1, Wet inkomstenbelasting wordt een afgezonderd particulier vermogen (APV) aan de inbrenger van dit vermogen toegerekend. Als de inbrenger overlijdt dan wordt dit vermogen in beginsel aan de erfgenamen van de inbrenger toegerekend. Daarvoor is wel vereist dat deze erfgenamen ook begunstigden zijn van het APV. Indien blijkt dat de erfgenaam van de inbrenger niet begunstigde is en dit ook niet kan worden van het APV, dan blijft de toerekening van dit vermogen bij die persoon achterwege. De Hoge Raad oordeelt dat deze wettelijke systematiek niet in strijd is met het recht op eigendom ex artikel 1 EP bij het EVRM (HR 26 maart 2021, ECLI:NL:HR:2021:367)
Fiscaal strafrecht
Wanneer een ondernemer geen aanwijzingen van fraude heeft, kan de inspecteur niet eisen dat de ondernemer nagaat of zijn afnemer wel aan diens btw-verplichtingen voldoet.
Dit uitgangspunt is volgens de Hoge Raad niet anders ingeval de ondernemer fraudegevoelige goederen verhandelt. Het is derhalve aan de inspecteur om op basis van objectieve gegevens te bewijzen dat de ondernemer wist of had moeten weten dat hij deelnam aan een btw-fraudeketen. Alleen dan kan het recht op vooraftrek of toepassing van het nultarief worden geweigerd. In dat kader mag van een ondernemer worden verwacht dat hij de nodige zorg betracht om te voorkomen dat hij ongewild betrokken raakt bij belastingfraude. Maar de Belastingdienst mag volgens de Hoge Raad niet eisen dat een ondernemer complexe en grondige controles van leveranciers en/of afnemers doorvoert en zodoende in feite zijn eigen controletaken afwentelt (HR 26 maart 2021, ECLI:NL:HR:2021:456).
bottom of page