top of page
De fiscaal advocaten van KanPiek Fiscale Advocatuur Amsterdam houden u op de hoogte van de laatste ontwikkelingen binnen fiscale wetgeving en jurisprudentie

Nummer 6: 1 mei tot en met 30 juni 2015

De Nieuwsbrief Fiscale Advocatuur vat de ontwikkelingen op invorderingsrecht, fiscaal strafrecht, fiscaal procesrecht, bezwaar en beroep en sanctierecht kort en bondig samen

Nummer 28: 1 maart 2019 tot en met 30 april 2019

Nieuwsbrief Fiscale Advocatuur | mei 2019

Tax in the City

 

 

Vier maal per jaar verzorgen wij in ons monumentale tuinhuis aan de Keizersgracht praktijkgerichte seminars over actualiteiten in de fiscale advocatuur. De lente-editie van 6 juni 2019 staat alweer voor de deur. 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

In deze lente-editie bespreken wij de aansprakelijkheid van de belastingadviseur. Steeds vaker wordt de belastingadviseur langs civiele weg met claims geconfronteerd. Hierbij gaat het niet alleen om ontevreden cliënten die schadevergoeding vorderen vanwege wanprestatie. Ook de Belastingdienst maakt in voorkomend geval gebruik van zijn civiele bevoegdheden om niet-betaalde belastingschulden op derden te verhalen. Daarnaast komt de belastingadviseur steeds vaker in het vizier van toezichthouders. Deze ontwikkelingen roepen een aantal vragen op. Want zijn het alleen de rotte appels die eruit worden gepikt of moet ook de bonafide belastingadviseur zich zorgen maken? In welke gevallen kan de belastingadviseur aansprakelijk worden gesteld? En hoe kan de belastingadviseur zich hiertegen wapenen? In dit seminar krijgt u antwoord op deze vragen. De nadruk ligt hierbij op het geven van concrete handvatten ter voorkoming van ‘ongelukken’. De onderwerpen zullen aan de hand van diverse praktijkvoorbeelden worden toegelicht. Overigens voldoet de cursus aan het PE-reglement van de NOB en RB. Na afloop ontvangt u een bewijs van deelname. Aanmelden kan via deze link.

Tax-in-the-City-Spring-Session

Wetgeving en beleid

 

 

Coulant handhavingsbeleid Wwft met betrekking tot objectieve indicator ‘hoog risico landen’.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Op 25 juli 2018 is de Wwft aangepast. Hierbij is een nieuwe objectieve indicator in het leven geroepen die bepaalt dat instellingen transacties dienen te melden van of ten behoeve van een (rechts)persoon die gevestigd of woonachtig is in een zogeheten ‘hoogrisicoland’. Een beoordeling of er mogelijk sprake is van witwassen is in dat kader niet relevant. Recentelijk is voorgesteld om deze objectieve indicator uit het Uitvoeringsbesluit Wwft 2018 te schrappen, omdat de indicator heeft geleid tot een enorme toename aan meldingen die niet door de FIU kunnen worden getoetst. Met het oog op deze voorgestelde wijziging van het Uitvoeringsbesluit Wwft 2018 heeft het Bureau Financieel Toezicht aangekondigd een coulant handhavingsbeleid te zullen hanteren. Dit betekent dat instellingen ten aanzien van mogelijke overtredingen van voornoemde indicator niet zullen worden gesanctioneerd (Bericht Bureau Financieel Toezicht 31 maart 2019).    

KanPiek Fiscale Advocatuur Amsterdam | Nieuwsbrief Fiscale Advocatuur mei 2019

Wetsvoorstel UBO-register ingediend. 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Op 4 april 2019 heeft de Minister van Financiën het wetsvoorstel UBO-register bij de Tweede Kamer ingediend. Op grond van dit wetsvoorstel worden in Nederland opgerichte vennootschappen verplicht om bij te houden wie de uiteindelijk belanghebbenden van de vennootschap zijn. De verzamelde gegevens worden opgenomen in het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Het wetsvoorstel bevat voor Wwft-instellingen een terugmeldplicht. Dit houdt in dat zij verplicht zijn om een melding te doen aan het handelsregister indien zij twijfel hebben over de juistheid van bepaalde UBO-informatie of het ontbreken hiervan. Door de terugmeldplicht worden Wwft-instellingen mede verantwoordelijk voor de inhoud van het UBO-register (Brief Minister van Financiën 4 april 2019, nr. 20190000033310).    

KanPiek Fiscale Advocatuur Amsterdam | Nieuwsbrief Fiscale Advocatuur mei 2019

Ook bezwaarschriften tegen box III heffing met betrekking tot het jaar 2018 zijn door de staatssecretaris van Financiën aangemerkt als massaal bezwaar.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Het gaat hierbij om de rechtsvraag of de fictieve vermogensrendementsheffing op het niveau van de regelgeving in strijd is met het recht op eigendom van artikel 1 EP van het EVRM. De persoonlijke en individuele omstandigheden van de belastingplichtige spelen in dit kader aldus geen rol. Dit betekent dat een dergelijk bezwaarschrift wordt aangehouden totdat de Hoge Raad in dezen uitsluitsel heeft gegeven. Als een bezwaarschrift (mede) ziet op een of meerdere andere geschilpunten, moet de inspecteur het bezwaar op het punt van bovengenoemde rechtsvraag afwijzen (Besluit staatssecretaris van Financiën 18 april 2019, nr. 2019-8322).  

KanPiek Fiscale Advocatuur Amsterdam | Nieuwsbrief Fiscale Advocatuur mei 2019

Fiscaal procesrecht

De inspecteur is niet verplicht de op zaak betrekking hebbende stukken ter inzage te leggen in het kader van het hoorgesprek, als de belanghebbende geen enkele aanduiding heeft gegeven van de gronden van het bezwaar. 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Daar zal overigens niet snel sprake van zijn. De Hoge Raad heeft eerder geoordeeld dat aan de motivering van een bezwaarschrift geen hoge eisen worden gesteld (HR 8 maart 2019, ECLI:NL:HR:2019:322). 

KanPiek Fiscale Advocatuur Amsterdam | Nieuwsbrief Fiscale Advocatuur mei 2019

De vrijval van een btw-schuld vanwege verstrijking van de naheffingstermijn mag met inkomstenbelasting worden belast. 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Het belasten van de vermogensvermeerdering met inkomstenbelasting als gevolg van de vrijval is volgens de Hoge Raad geen oneigenlijke verlenging van de naheffingstermijn tot 10 jaar (HR 15 maart 2019, ECLI:NL:HR:2019:366). 

KanPiek Fiscale Advocatuur Amsterdam | Nieuwsbrief Fiscale Advocatuur mei 2019

Belastingadviseur kan onder bepaalde omstandigheden een spontane adviesplicht hebben. 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Eerder was de Hoge Raad terughoudend om een dergelijke spontane adviesplicht aan te nemen ten aanzien van de vraag of de belastingadviseur heeft gewanpresteerd. Recent oordeelde de Hoge Raad dat een spontane adviesplicht kan ontstaan door de kenbare verwachtingen van een cliënt. Betrekt de adviseur die verwachtingen niet (voldoende) in zijn advies, dan kan dit aanleiding zijn voor het oordeel dat de adviseur niet zorgvuldig heeft gehandeld en derhalve heeft gewanpresteerd (HR 22 maart 2019, ECLI:NL:HR:2019:418). 

KanPiek Fiscale Advocatuur Amsterdam | Nieuwsbrief Fiscale Advocatuur mei 2019

Volgens A-G IJzerman mag de informatie die is verkregen op grond van een overeenkomst met een tipgever door de Belastingdienst als bewijs worden gebruikt.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Eerder oordeelde Hof Den Bosch in de geruchtmakende tipgeverszaak dat het ‘zozeer indruist-criterium’ is geschonden en dat het van de tipgever verkregen bewijsmateriaal daarom niet door de Belastingdienst mag worden gebruikt. A-G IJzerman meent dat van een dergelijke schending evenwel geen sprake is, omdat de Hoge Raad reeds eerder heeft beslist dat de omstandigheid dat bewijsmateriaal door diefstal of verduistering is verkregen niet in de weg staat aan gebruik van dat bewijsmateriaal in een strafzaak. De A-G ziet, kortgezegd, geen reden waarom de overheid niet aan particulieren zou mogen betalen om bewijsmateriaal in handen te krijgen voor de belastingheffing (Conclusie A-G IJzerman 25 maart 2019, ECLI:NL:PHR:2019:295).

KanPiek Fiscale Advocatuur Amsterdam | Nieuwsbrief Fiscale Advocatuur Mei 2019

De inspecteur is niet verplicht om binnen de navorderingstermijn schriftelijke bescheiden op te vragen die bewijzen dat een hypotheekverhoging is gebruikt voor de verbouwing van de eigen woning.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Het feit dat de inspecteur pas 6 jaar na een hypotheekverhoging om schriftelijke bewijsstukken vraagt en in voorgaande jaren de aangiften heeft gevolgd, betekent niet dat de inspecteur zijn recht heeft verspeeld om informatie op te vragen over de hoogte van de eigenwoningschuld van de belanghebbende. Die informatie kan immers ook relevant zijn voor de jaren die nog wel in de heffing kunnen worden betrokken (HR 19 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:629).

Invorderingsrecht

 

 

Ook de gefailleerde-belastingplichtige heeft de mogelijkheid om de intrekking van een aanhangige fiscale procedure door de curator aan te vechten.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Als de belastingplichtige in staat van faillissement is gesteld en voordien beroep heeft aangetekend met betrekking tot door hem bestreden belastingaanslagen, dan kan de curator de rechter-commissaris verzoeken die procedure over te nemen en in te trekken. In faillissementszaken waarin de boedel leeg is, komt dit regelmatig voor. De Hoge Raad heeft tegen die achtergrond geoordeeld dat de gefailleerde-belastingplichtige in staat moet worden gesteld om in rechte op te komen tegen de beschikking van de rechter-commissaris waarbij de curator toestemming wordt verleend een fiscale beroepsprocedure in te trekken (HR 12 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:589).    

Een bestuurder van een vennootschap heeft in beginsel de vrije keus om te bepalen welke schuldeisers worden voldaan.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Het niet voldoen van de fiscus maar andere schuldeisers wel, betekent niet per definitie dat er sprake is van kennelijk onbehoorlijk bestuur. Selectieve betaling van schuldeisers leidt derhalve niet zonder meer tot bestuurdersaansprakelijkheid. De vrijheid van een bestuurder om te bepalen welke schuldeisers van de vennootschap zullen worden voldaan, is in ieder geval beperkter als de vennootschap heeft besloten haar activiteiten te beëindigen en niet over voldoende middelen beschikt om al haar schuldeisers te voldoen. In een dergelijk geval staat het de bestuurder in beginsel niet vrij schuldeisers die aan de vennootschap zijn gelieerd met voorrang boven de fiscus te betalen (HR 12 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:576).    

KanPiek Fiscale Advocatuur Amsterdam | Nieuwsbrief Fiscale Advocatuur mei 2019

Fiscaal strafrecht

 

Uitsluiting inkeerregeling wordt uitgebreid naar buitenlands inkomen uit aanmerkelijk belang. 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Met ingang van 1 januari 2018 is de inkeerregeling beperkt.  Ten aanzien van buitenlands box III inkomen kan niet langer worden ingekeerd en is strafrechtelijke vervolging dus ook mogelijk bij een vrijwillige verbetering. Het gaat hierbij om aangiften inkomstenbelasting die op of na 1 januari 2018 zijn ingediend of ingediend hadden moeten worden. Bij brief van 4 april heeft de staatssecretaris van Financiën voorgesteld om die beperking van de inkeerregeling uit te breiden naar buitenlands box II inkomen. Hiermee zou “zwartsparen met een bv” verder worden ontmoedigd (Brief staatssecretaris van Financiën 4 april 2019, nr. 2019-0000057531)

KanPiek Fiscale Advocatuur Amsterdam | Nieuwsbrief Fiscale Advocatuur mei 2019
De fiscaal advocaten van KanPiek Fiscale Advocatuur Amsterdam houden u op de hoogte van de laatste ontwikkelingen binnen fiscale wetgeving en jurisprudentie
bottom of page